Utrechts bekendste studentendisco bestaat 50 jaar: 'De Woo was er voor iedereen'

UTRECHT - Je hoeft maar de Woo te roepen of iedereen weet waar het over gaat. De Woolloomooloo met de bekende apenrots is een begrip in Utrecht en in andere studentensteden door het hele land. Het bier is goedkoop, de muziek goed en iedereen is welkom. Studenten voelen zich er thuis.
De populaire discotheek, die onderdeel is van het Utrechts Studenten Corps (USC), bestaat dit jaar 50 jaar en dat wordt gevierd met een speciaal boek: 'Wolloomooloo - de eerste vijftig jaar'. Hierin wordt teruggeblikt door oud-studenten, Utrechters en bekende Nederlanders op mooie herinneringen op de plek waar velen hun eerste dansje waagden. Het boek wordt vandaag uitgereikt aan de Utrechtse schrijver en oud-Woo-bezoeker Ronald Giphart in de sociëteit PhRM.

KATENDRECHT VAN SYDNEY

Eind jaren zestig loopt het ledenaantal van het Utrechts Studenten Corps (USC) terug. Financieel gaat het niet goed en niet alleen in Utrecht maar ook in andere studentensteden is het niet langer aantrekkelijk om tijdens de ontgroening kaalgeschoren te worden. Het voorstel om de sociëteit van het USC, PhRM, open te stellen voor iedereen wordt afgewezen.
In plaats daarvan komt er een plek buiten de sociëteit waar iedereen welkom is. Een discobar is het plan. Nu nog een naam. Er werd een prijsvraag uitgeschreven waar twee opties uitkwamen: What if en So What?. Een Rotterdams lid herinnerde zich kort hierna een wijk in Sydney waar hij had gewerkt en stelde Woolloomooloo voor. Het Katendrecht van Sydney. Waarop werd gereageerd met: "Niet meer denken! Dat is 'm!"
De naam was geboren en op 22 januari 1970 opende de Woolloomooloo haar deuren. "De naam bleek een gouden hit te zijn geweest", vertelt Michiel Hegener, hoofdredacteur van het boek en oud-lid van het USC. "En dat is het nog steeds. Het is een enorm sterke naam die is blijven hangen in heel Nederland."
Eerste Woolloomooloo logo
Eerste Woolloomooloo logo © Uit het boek

GEEN CONCURRENTIE

"Er was vroeger maar één optie en dat was de Woo. In de jaren '70 en '80 had je wat van die tenten op de Mariaplaats maar dat was voor accountants met glimmende stropdassen die daar met hun echtgenotes een biertje gingen drinken. Daar kwam je als student niet", vertelt Hegener.
De Woo was alleen toegankelijk voor studenten. Rob van de Beek oud-geneeskundestudent, was geen lid van het corps maar van 1970 tot 1982 wel bijna elke dag in de Woo te vinden. "Met een collegekaart moest je laten zien dat je student was. Er werd een uitzondering gemaakt voor niet-studerende meisjes want corpsjongens wilden namelijk wel veel dames binnen hebben." Dat de disco gemengd was beviel goed bij de studenten.
Damestappers in de Woo in '79
Damestappers in de Woo in '79 © Uit het boek
Hegener: "In mijn twintiger jaren zat ik achter de meisjes aan. Als ik geen vriendin had, keek ik wel verder rond wie ik kon aanspreken. Dat deed iedereen. Als ik daar een leuk gesprek had dat ook nog eens het begin was van een leuke relatie die langer dan vierentwintig uur duurde, dan zijn dat de memorabele avonden. Er zijn een heleboel relaties daar begonnen die zijn uitgemond in huwelijken. Een tweede generatie Woo loopt er rond. Het zou toch wat zijn als de Woo niet had bestaan."
In de Woo
In de Woo © Uit het boek

CORPSBALLEN EN HIPPIES

De Woo was er voor iedereen. Volgens Hegener was zelfs het grootste deel van de bezoekers niet lid bij het USC. "Het waren twee werelden die zich ophielden in de Woo en dat was heel bijzonder. Toch was er binnen een duidelijke scheiding tussen de mensen. Van de Beek: "Je had twee ruimten die werden gescheiden door de plek van de diskjockey. Vanuit zijn positie naar links was de ruimte waar ik en de langharigen zich ophielden bij de apenrots en aan het dansen waren. En rechts had je de lange bar. Daar zaten dan keurig de corpsballen jasje dasje en die probeerden dan de corpsmeisjes van UVSV te versieren. Dat was de tweedeling van de Woo. De meisjes liepen in plooirokjes, met kniekousen en parelkettinkjes. Die waren natuurlijk ook druk bezig om zo'n fijne corpsjongen binnen te loodsen."
Hoewel iedereen in een gezamenlijke ruimte stond, konden ze letterlijk niet met elkaar door één deur. "Er waren twee deuren die toegang gaven tot het centrum van de Woo", zegt Van de Beek. "Bij de hoofdingang had je een deur en daar kwam je meteen bij de apenrots uit. Die werd natuurlijk ernstig gemeden door de corpsballen. Die wilden natuurlijk niet langs het langharig tuig naar de bar lopen."
Ondanks het diverse publiek van de Woo ontstond er af en toe ongerustheid bij het corps dat de aanblik van de Woo te corporaal werd. Dus werd er bij vlagen een jasje dasje verbod ingevoerd. "Ze wilden het gevoel houden dat het een discotheek voor iedereen was", zegt Hegener.
Hits lp, gedraaid in de Woo
Hits lp, gedraaid in de Woo © Uit het boek

WOO VERSLAAFD

Van de Beek was niet zomaar een bezoeker van de Woo. Vanaf zijn zestiende liep hij er al rond. "Ik was er twaalf jaar lang bijna elke dag. Ik ging elke dag netjes naar college en vervolgens naar de Woo. Ik werd onrustig als de klok 's avonds richting elf uur ging. Dan was er de dwang om op m'n Puch te springen, naar de Woo te gaan om te kijken of er mensen waren die ik kende of iemand waar ik heimelijk verliefd op was, er een goede diskjockey draaide of er een prutser was die muziek draaide die ik niet interessant vond."
Ondanks Robs uitgaansleven heeft zijn studie heeft er nooit onder geleden. "Ik ben nog nooit gezakt voor een tentamen." Nu Rob terugblikt op zijn studententijd waarin de alcohol rijkelijk vloeide zegt hij: "Ik vrees dat ik achteraf moet constateren dat ik verslaafd was aan de Woo."
Rob van de Beek op zijn Puch
Rob van de Beek op zijn Puch © Uit het boek

CONFLICTEN

In de eerste jaren van de discobar werd het aantal bezoekers niet geteld. Tegenwoordig wordt alles bijgehouden en als het maximum van 900 is bereikt, gaan de deuren dicht. Hegener vertelt hierover: "Vroeger keek niemand daarnaar en waren er avonden dat je niet bij de bar kon komen zo druk. Er was destijds ook nog geen nooduitgang. Niemand had daaraan gedacht." Toen er voor het corps in de jaren '80 en '90 een moeilijke tijd kwam, was er spanning tussen het USC en de Woo.
Hegener: "Wat ik het meest frappant vond zijn de conflicten tussen het USC en de Woo die enorm opliepen. Het USC had het geld nodig van de Woo en zei gemakshalve dat de Woo een poot was van het USC. Dus alle winst moest worden afgedragen want dat konden ze goed gebruiken." Het bestuur van de Woo was het hier niet mee eens. "Die conflicten zijn soms enorm hoog opgelopen. Een paar keer zelfs zo erg dat de president van de Woo-commissie bij de senaat de sleutel naar binnen gooide en zei: 'Zoek het maar uit! Wij stoppen ermee!"'

HET BOEK

Hegener blikt terug op het proces van het boek. "Ik dacht, 'hoe krijg ik in hemelsnaam een boek gevuld over iets als de Woolloomooloo?' Het verbaast mij dat het zo dik is geworden." Er zijn dan ook veel bronnen uit oude archieven gebruikt voor alle verhalen. "Er kwam steeds meer naar boven drijven aan archiefstukken en het archief van het USC was goed bijgehouden. Ik ben tijdens het schrijven van dit boek een paar keer bijna kopje onder gegaan in de enorme hoeveelheid aan verhalen en steeds kwamen er interviews bij. Het is een veel groter project geweest dan dat ik in eerste instantie had voorzien. Als ik er nu op terugkijk ben ik erg trots en enthousiast over het eindresultaat."

Heb je een tip of opmerking? Stuur ons je nieuws of foto via WhatsApp of mail.