Radicalisering neemt versneld toe in Utrecht, gemeente gaat eigen aanpak evalueren

UTRECHT - Radicalisering, en de snelheid waarmee dat gaat, is een toenemend probleem in Utrecht. Daarom gaat de gemeente haar eigen aanpak dit jaar tegen het licht gaan houden. Dat schrijft burgemeester Sharon Dijksma in een raadsbrief naar aanleiding van het gisteren verschenen rapport over de tramaanslag.
In februari werd al bekend dat de signalen van radicalisering waren verdubbeld. Dijksma stelt dat in Utrecht steeds meer mensen in beeld zijn met psychische problemen, extremistische standpunten of mensen die zich zorgelijk gedragen of uitlaten. "De coronacrisis heeft als een katalysator gezorgd voor een toename van complotdenken en anti-overheidssentiment. De ontstane polarisatie kan een voedingsbodem zijn voor radicalisering."
Kennis moet breder worden
Voorheen draaide het bij radicalisering vooral om moslimextremisme, nu zijn er meer verschijningsvormen zoals mensen die zich afzetten tegen de overheid. Er zijn meer mensen om in de gaten te houden. De kennis bij politie, justitie, gemeente, GGZ en diverse maatschappelijke partijen moet nog breder worden. Daarom gaat de gemeente volgens Dijksma dit jaar haar radicaliseringsaanpak "evalueren en intensiveren". Dit gebeurt om alle risico's zo klein mogelijk te maken.
Het delen van informatie over mensen met complexe problemen is cruciaal en moet beter, concludeert de Inspectie Justitie en Veiligheid in haar onderzoek naar de tramaanslag. Niet alleen partijen uit de strafrechtketen moeten beter samen overleggen, maar ook andere, lokale instanties moeten hierbij worden betrokken. Bij zorginstellingen, GGZ of de schuldhulpverlening kan het opvallen dat iemand zich anders gaat gedragen.
De politie, het Openbaar Ministerie en de Dienst Justitiële Inrichting hadden meer kunnen doen om het risico op een aanslag door tramschutter Gökmen T. te verkleinen, stelt de Inspectie. Volgens de onderzoekers hadden de instanties onvoldoende aandacht voor T., die een bekende bij hen was. Zij hebben voor de aanslag, die hij in 2019 in Utrecht pleegde, de problematiek van hem niet goed genoeg met elkaar besproken en aangepakt. Daarmee hebben ze de risico's voor de samenleving niet zo klein mogelijk gemaakt.
Niet te voorkomen
De inspectie benadrukt dat hiermee niet is gezegd dat de aanslag door T., waarbij vier mensen omkwamen, voorkomen had kunnen worden. "Het is cruciaal om een zo compleet mogelijk beeld van iemand te krijgen. Als politie krijgen wij steeds vaker te maken met mensen die strafbare feiten plegen, maar ook hulp of zorg nodig hebben", zegt Johan van Renswoude, hoofd Operatiën van de eenheid Midden-Nederland in een reactie.
T. kwam in de jaren voorafgaand aan de aanslag meermalen in aanraking met justitie. Volgens het Openbaar Ministerie "waren er geen signalen dat de dader deze aanslag zou plegen". "Het is inherent aan ons werk dat wij risico's nemen met onze beslissingen. De samenleving mag van ons verwachten dat we zorgvuldige inschattingen maken en dat we samenwerken met andere organisaties waar dat kan en geboden is, maar risico's zullen er blijven", stelt voorzitter Gerrit van der Burg van het college van procureurs-generaal.